Als er iets in ons lichaam tot de verbeelding spreekt, is het wel het hart. Een klein, maar onmisbaar orgaan, dat sneller slaat bij opwinding of heftige emoties. Een orgaan dat in verleden én heden wordt afgebeeld op een wijze die niets te maken heeft met zijn daadwerkelijke vorm en waaraan eigenschappen worden toegeschreven die verder reiken dan zijn eigenlijke functie.
Zo is het hart is een universeel symbool voor de liefde dat door iedereen over de gehele wereld wordt gebruikt. Door het verband tussen hartslag en emoties dacht men van oudsher dat het hart de bron is van menselijke gevoelens. Uiteenlopende symbolische betekenissen van het hart zijn daar een overblijfsel van. Het standaard liefdeshartje – het zogenaamde Valentijnshart – stamt uit de Middeleeuwen. De vorm ervan lijkt in de verste verte niet op het echte hart. Dat is het gevolg van het feit dat men in de middeleeuwen geen eigen onderzoek deed, maar het werk van de oude Grieken overschreef. Soms leidde dit tot fouten.
Het Valentijnshart is zo’n fout. De Grieken hadden een goede kennis van de anatomie van het hart omdat zij zelf het inwendige van dode mensen bestudeerden. De Griekse natuuronderzoeker Aristoteles was er van overtuigd dat zich tussen de twee hartkamers een derde kamer bevond. Volgens Galenus, een andere Griekse onderzoeker, waren er slechts twee kamers, maar bevatte de rechterkamer een extra holte. Dit meningsverschil bracht verwarring. Rond 1320 tekenden ze aan de bovenkant van het hart een inkeping, daar waar de derde hartkamer van Aristoteles of de holte van Galenus zich zou moeten bevinden. Het Valentijnshart was daarmee een feit.